Surah Al-Mursalat
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِيْمِ
وَالْمُرْسَلٰتِ عُرْفًاۙ١
Wal-mursalāti ‘urfā(n).
[1]
Bij de met goedheid uitgezondenen.
فَالْعٰصِفٰتِ عَصْفًاۙ٢
Fal-‘āṣifāti ‘aṣfā(n).
[2]
Bij de met spoed voortspoedenden.
وَّالنّٰشِرٰتِ نَشْرًاۙ٣
Wan-nāsyirāti nasyrā(n).
[3]
En bij de verspreid verspreidenden.
فَالْفٰرِقٰتِ فَرْقًاۙ٤
Fal-fāriqāti farqā(n).
[4]
Bij de scheidend scheidenden.
فَالْمُلْقِيٰتِ ذِكْرًاۙ٥
Fal-mulqiyāti żikrā(n).
[5]
Bij de doorgevenden van de Vermaning.
عُذْرًا اَوْ نُذْرًاۙ٦
‘Użran au nużrā(n).
[6]
Als een afwijzing van verontschuldigingen of als een waarschuwing.
اِنَّمَا تُوْعَدُوْنَ لَوَاقِعٌۗ٧
Innamā tū‘adūna lawāqi‘(un).
[7]
Voorwaar, wat jullie is aangezegd, zal zeker gebeuren.
فَاِذَا النُّجُوْمُ طُمِسَتْۙ٨
Fa iżan-nujūmu ṭumisat.
[8]
Wanneer dan de sterren gedoofd worden.
وَاِذَا السَّمَاۤءُ فُرِجَتْۙ٩
Wa iżas-samā'u furijat.
[9]
En wanneer de hemel gespleten wordt.
وَاِذَا الْجِبَالُ نُسِفَتْۙ١٠
Wa iżal-jibālu nusifat.
[10]
En wanneer de bergen verpulverd worden.
وَاِذَا الرُّسُلُ اُقِّتَتْۗ١١
Wa iżar-rusulu uqqitat.
[11]
En wanneer voor de Boodschappers de tijd vastgesteld is.
لِاَيِّ يَوْمٍ اُجِّلَتْۗ١٢
Li'ayyi yaumin ujjilat.
[12]
(Er wordt gezegd:) "Tot welke dag is er uitstel gegeven?"
لِيَوْمِ الْفَصْلِۚ١٣
Liyaumil-faṣl(i).
[13]
Tot de Dag van de Beoordeling.
وَمَآ اَدْرٰىكَ مَا يَوْمُ الْفَصْلِۗ١٤
Wa mā adrāka mā yaumul-faṣl(i).
[14]
En wat doet jullie weten wat Dag van de Beoordeling is?
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ١٥
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[15]
Wee die Dag de loochenaars!
اَلَمْ نُهْلِكِ الْاَوَّلِيْنَۗ١٦
Alam nuhlikil-awwalīn(a).
[16]
Hebben Wij de vroegeren niet vernietigd?
ثُمَّ نُتْبِعُهُمُ الْاٰخِرِيْنَ١٧
Ṡumma nutbi‘uhumul-ākhirīn(a).
[17]
Waarna Wij hen deden opvolgen door de lateren?
كَذٰلِكَ نَفْعَلُ بِالْمُجْرِمِيْنَ١٨
Każālika naf‘alu bil-mujrimīn(a).
[18]
Zo behandelen Wij de misdadigers.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ١٩
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[19]
Wee die Dag de loochenaars!
اَلَمْ نَخْلُقْكُّمْ مِّنْ مَّاۤءٍ مَّهِيْنٍۙ٢٠
Alam nakhluqkum mim mā'im mahīn(in).
[20]
Hebben Wij jullie niet uit een onaanzienlijk water geschapen?
فَجَعَلْنٰهُ فِيْ قَرَارٍ مَّكِيْنٍ٢١
Fa ja‘alnāhu fī qarārim makīn(in).
[21]
Toen plaatsten Wij het in een beschermende rustplaats.
اِلٰى قَدَرٍ مَّعْلُوْمٍۙ٢٢
Ilā qadarim ma‘lūm(in).
[22]
Tot een bekend tijdstip.
فَقَدَرْنَاۖ فَنِعْمَ الْقٰدِرُوْنَ٢٣
Fa qadarnā, fani‘mal-qādirūn(a).
[23]
Wij beschikten (erover) en Wij zijn de beste Beschikkers.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ٢٤
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[24]
Wee die Dag de loochenaars!
اَلَمْ نَجْعَلِ الْاَرْضَ كِفَاتًاۙ٢٥
Alam naj‘alil-arḍa kifātā(n).
[25]
Hebben Wij de aarde niet tot een plaats ven verzameling gemaakt?
اَحْيَاۤءً وَّاَمْوَاتًاۙ٢٦
Aḥyā'aw wa amwātā(n).
[26]
Zowel voor levenden en doden?
وَّجَعَلْنَا فِيْهَا رَوَاسِيَ شٰمِخٰتٍ وَّاَسْقَيْنٰكُمْ مَّاۤءً فُرَاتًاۗ٢٧
Wa ja‘alnā fīhā rawāsiya syāmikhātiw wa asqainākum mā'an furātā(n).
[27]
En Wij plaatsten daarop stevige bergen en Wij schonken jullie helder water.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ٢٨
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[28]
Wee die Dag de loochenaars!
اِنْطَلِقُوْٓا اِلٰى مَا كُنْتُمْ بِهٖ تُكَذِّبُوْنَۚ٢٩
Inṭaliqū ilā mā kuntum bihī tukażżibūn(a).
[29]
Gaat naar dat wat jullie plachten to loochenen!
اِنْطَلِقُوْٓا اِلٰى ظِلٍّ ذِيْ ثَلٰثِ شُعَبٍ٣٠
Inṭaliqū ilā ẓillin żī ṡalāṡi syu‘ab(in).
[30]
Gaat naar een schaduw (van rook) die drie kolommen heeft.
لَا ظَلِيْلٍ وَّلَا يُغْنِيْ مِنَ اللَّهَبِۗ٣١
Lā ẓalīliw wa lā yugnī minal-lahab(i).
[31]
Die geen schaduw geeft en die niet baat tegen het vlammende Vuur.
اِنَّهَا تَرْمِيْ بِشَرَرٍ كَالْقَصْرِۚ٣٢
Innahā tarmī bisyararin kal-qaṣr(i).
[32]
Zij (de Hel) werpt vonken als kastelen.
كَاَنَّهٗ جِمٰلَتٌ صُفْرٌۗ٣٣
Ka'annahū jimālatun ṣufr(un).
[33]
Alsof zij gele kamelen waren.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ٣٤
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[34]
Wee die Dag de loochenaars!
هٰذَا يَوْمُ لَا يَنْطِقُوْنَۙ٣٥
Hāżā yaumu lā yanṭiqūn(a).
[35]
Dit is een Dag waarop zij niet spreken.
وَلَا يُؤْذَنُ لَهُمْ فَيَعْتَذِرُوْنَ٣٦
Wa lā yu'żanu lahum fa ya‘tażirūn(a).
[36]
En er wordt hun niet toegestaan zich te verontschuldigen.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ٣٧
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[37]
Wee die Dag de loochenaars!
هٰذَا يَوْمُ الْفَصْلِ جَمَعْنٰكُمْ وَالْاَوَّلِيْنَ٣٨
Hāżā yaumul-faṣli jama‘nākum wal-awwalīn(a).
[38]
Dit is de Dag van de Beoordeling, Wij verzamelen jullie en de vroegeren.
فَاِنْ كَانَ لَكُمْ كَيْدٌ فَكِيْدُوْنِ٣٩
Fa'in kāna lakum kaidun fakīdūn(i).
[39]
Als jullie dan een list hebben, voert die dan uit.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ ࣖ٤٠
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[40]
Wee die Dag de loochenaars!
اِنَّ الْمُتَّقِيْنَ فِيْ ظِلٰلٍ وَّعُيُوْنٍۙ٤١
Innal-muttaqīna fī ẓilāliw wa ‘uyūn(in).
[41]
Voorwaar, de Moettaqôen verkeren in schaduwen en bij bronnen.
وَّفَوَاكِهَ مِمَّا يَشْتَهُوْنَۗ٤٢
Wa fawākiha mimmā yasytahūn(a).
[42]
En er zijn vruchten die zij wensen.
كُلُوْا وَاشْرَبُوْا هَنِيْۤـًٔا ۢبِمَا كُنْتُمْ تَعْمَلُوْنَ٤٣
Kulū wasyrabū hanī'am bimā kuntum ta‘malūn(a).
[43]
(Er wordt gezegd:) "Eet en drinkt smakelijk voor wat jullie plachten te verrichten."
اِنَّا كَذٰلِكَ نَجْزِى الْمُحْسِنِيْنَ٤٤
Innā każālika najzil-muḥsinīn(a).
[44]
Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ٤٥
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[45]
Wee die Dag de loochenaars!
كُلُوْا وَتَمَتَّعُوْا قَلِيْلًا اِنَّكُمْ مُّجْرِمُوْنَ٤٦
Kulū wa tamatta‘ū qalīlan innakum mujrimūn(a).
[46]
Eet en geniet even: voorwaar, jullie zijn misdadigers.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ٤٧
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[47]
Wee die Dag de loochenaars!
وَاِذَا قِيْلَ لَهُمُ ارْكَعُوْا لَا يَرْكَعُوْنَ٤٨
Wa iżā qīla lahumurka‘ū lā yarka‘ūn(a).
[48]
En wanneer er tot hen gezegd wordt: "Buigt jullie (in de shalât)," dan buigen zij niet.
وَيْلٌ يَّوْمَىِٕذٍ لِّلْمُكَذِّبِيْنَ٤٩
Wailuy yauma'iżil lil-mukażżibīn(a).
[49]
Wee die Dag de loochenaars!
فَبِاَيِّ حَدِيْثٍۢ بَعْدَهٗ يُؤْمِنُوْنَ ࣖ ۔٥٠
Fa bi'ayyi ḥadīṡim ba‘dahū yu'minūn(a).
[50]
In welk Woord na hem (de Koran) zullen zij dan geloven?