Surah Al-Kafirun
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِيْمِ
قُلْ يٰٓاَيُّهَا الْكٰفِرُوْنَۙ١
Qul yā ayyuhal-kāfirūn(a).
[1]
Zeg (O Mohammed): "O ongelovigen.
لَآ اَعْبُدُ مَا تَعْبُدُوْنَۙ٢
Lā a‘budu mā ta‘budūn(a).
[2]
Ik aanbid niet wat jullie aanbidden.
وَلَآ اَنْتُمْ عٰبِدُوْنَ مَآ اَعْبُدُۚ٣
Wa lā antum ‘ābidūna mā a‘bud(u).
[3]
En jullie zijn geen aanbidders van wat ik aanbid.
وَلَآ اَنَا۠ عَابِدٌ مَّا عَبَدْتُّمْۙ٤
Wa lā ana ‘ābidum mā ‘abattum.
[4]
En ik zal nooit een aanbidder worden van wat jullie aanbidden.
وَلَآ اَنْتُمْ عٰبِدُوْنَ مَآ اَعْبُدُۗ٥
Wa lā antum ‘ābidūna mā a‘bud(u).
[5]
En jullie zullen nooit aanbidders worden van wat ik aanbid.
لَكُمْ دِيْنُكُمْ وَلِيَ دِيْنِ ࣖ٦
Lakum dīnukum wa liya dīn(i).
[6]
Daarom, voor jullie jullie godsdienst en voor mij mijn godsdienst.